Werken met lagen in Photoshop

Bron: Zoom.nl

Werken met lagen in Photoshop

Een van de belangrijkste eigenschappen van Photoshop is dat je een document kunt opdelen in zogenaamde lagen. Hoe dat in zijn werk gaat leggen we je uit!

Wat zijn lagen?

Een laag is als een transparant velletje dat je op de foto legt. Hierin zit dan een deel van het beeld. Omdat je dat velletje vrij kunt verschuiven en apart kunt bewerken, is dit heel geschikt voor bijvoorbeeld beeldmontages. Zo kun je een achtergrondbeeld hebben en daarboven een ingemonteerd object in een eigen laag. Dat object kun je dan altijd nog verschuiven of van kleur veranderen, zonder dat de rest van de foto daardoor verandert. Er zijn niet alleen ‘gewone’ lagen met pixels erin, maar ook tekstlagen en speciale aanpassingslagen.

Achtergrondlaag

Als je in Photoshop een nieuw document opent, zie je in het lagenpalet het icoontje van één laag, met de naam Achtergrond. Ook bij een gewone foto (bijvoorbeeld vanuit Lightroom naar Photoshop gestuurd) waarin nog niets bewerkt is, zal dat het geval zijn. Technisch gesproken is dit eigenlijk geen laag en spreken we in dit geval ook over een ‘document zonder lagen’. Het is echter mogelijk om van een achtergrondlaag een ‘echte’ laag te maken, zonder dat er een nieuwe achtergrondlaag daaronder ontstaat. Je moet je voorstellen dat er dan wel sprake is van een achtergrond, maar dat dit een transparante achtergrond is. Om een echte laag te maken van een achtergrondlaag, dubbelklik je op het icoontje. Je krijgt dan een dialoogvenster, waarin je ook meteen een naam aan die laag kunt geven. Dat is ook een opvallend verschil: de achtergrondlaag heet altijd Achtergrond; een echte laag kun je zelf een naam geven door op de naam in het lagenpalet te dubbelklikken. Als je de Alt-toets ingedrukt houdt bij het dubbelklikken, sla je het dialoogvenster over en wordt de laag gewoon Laag 0 genoemd.

Als je naar het lagenpalet kijkt, zie je de lagen in volgorde van boven naar beneden, met de eventuele Achtergrond onderop. Uiteraard is de volgorde van de lagen van belang voor de manier waarop je het resultaat in de foto ziet. Soms zul je die volgorde dus nog willen veranderen. Dat gaat heel simpel door een laag met de muis op te pakken en te verslepen naar de positie waar je hem wilt hebben. Alleen de Achtergrond kun je niet verslepen. Als je die op een andere plaats in het stapeltje wilt hebben, moet je er eerst een gewone laag van maken.

De foto die opent in Photoshop wordt direct de achtergrondlaag.

Tekstlaag

Naast gewone lagen, waarin pixels zitten, kent Photoshop ook nog andere soorten lagen. Een tekstlaag is een laag met letters erin. Als je het Tekstgereedschap kiest en begint te typen, ontstaat automatisch een tekstlaag. Tekst in een aparte laag heeft diverse voordelen. Ten eerste kun je op ieder moment de tekst nog veranderen als je bijvoorbeeld een typfoutje ontdekt of toch een ander lettertype of een andere lettergrootte wilt gebruiken. Ten tweede kun je de tekst zo nog verschuiven ten opzichte van het beeld. Verder kun je allerlei fraaie effecten aan een laag toevoegen, zoals ‘diepte’ of een schaduw. Als je de cursor op het Tekstgereedschap zet en de muisknop even ingedrukt houdt, krijg je nog een aantal andere tekstgereedschappen. Hiermee kun je bijvoorbeeld verticaal typen of een tekst binnen een bepaalde selectie of vorm zetten.

Aanpassingslaag

De derde soort laag die we behandelen, is een heel bijzondere laag. Als je aanpassingen aan foto’s doet, kun je die direct op de foto toepassen. Je kunt bijvoorbeeld het contrast aanpassen met Afbeelding, Aanpassingen, Curven. Het nadeel van dit direct op de foto werken is dat zo’n aanpassing meteen definitief is. De pixels zijn definitief veranderd van kleur en/of helderheid. Dat draai je niet zomaar weer terug.


Daarom kent Photoshop voor veel correcties een alternatieve methode, namelijk via een Aanpassingslaag. Het effect van bijvoorbeeld een Curven-aanpassingslaag is precies hetzelfde als wanneer je Curven direct op de foto toepast. Het verschil is echter dat die aanpassingen nu in een aparte laag zitten. Hierbij blijven de pixels eronder gewoon zoals ze zijn. Door de aanpassingslaag te selecteren, kun je in het Eigenschappen-palet de instellingen op ieder moment nog veranderen. Ook kun je de laag gewoon weer weggooien als je je bedenkt (sleep hem naar het prullenmandje). Een aanpassingslaag is dus een ‘niet-destructieve’ correctie.

Een aanpassingslaag is een niet-destructieve bewerking omdat je de instellingen op ieder moment nog gewoon kunt veranderen. Bevalt de correctie helemaal niet, dan gooi je de laag gewoon weer weg door hem naar het prullenmandje te slepen

Slim object

Een bijzondere versie van een laag is het Slim object. Hierbij wordt de originele inhoud van de laag bewaard en wordt die steeds opnieuw gebruikt om de laag te renderen. Zo kun je bijvoorbeeld een raw-bestand als Slim object opnemen. Vanuit Lightroom kun je dit doen door te kiezen voor Foto, Bewerken in, Openen als slim object in Photoshop. Als je dubbelklikt op zo’n Slim object-laag, krijg je het Camera Raw-dialoogvenster te zien en kun je alsnog de Camera Raw-instellingen aanpassen. Via Slimme objecten worden veel bewerkingen ‘niet destructief’, omdat je gewoon de instelling van de bewerking aanpast. Vervolgens wordt de laag opnieuw gerenderd. Niet iedere bewerking is echter op een Slim object toe te passen. Zo kun je bijvoorbeeld het Kloonstempel of de Retoucheerpenselen niet gebruiken op een Slim object. Je kunt ook een aantal lagen samenvoegen tot één Slim object

Geef een reactie

error: Content is protected !!