Bron: Photofacts
Er wordt steeds meer gefotografeerd, zelfs met een smartphone! Digitale foto’s kosten helemaal niets en je geheugenkaart vormt ook geen beperking meer. De kwaliteit gaat helaas vaak niet gelijk op met de kwantiteit.
Je data-opslag loopt langzaam maar zeker vol en naar veel opnames kijk je nooit meer om. Hoe maak je nu minder, maar wel betere foto’s?
Jaren geleden was ik zelf een fotograaf die vooral veel fotografeerde. Maar vooral veel opnames maken, dan zit er altijd wel iets bruikbaars tussen. Maar vaak werkte dat dan toch niet: veel kiekjes en ‘de’ foto zat er niet tussen. Niet op professioneel niveau, eigenlijk onverkoopbaar.
Nu fotografeer ik bedachtzamer en doelgerichter. Ik maak minder maar wel betere foto’s. Hoe dat zo gekomen is? In dit artikel een aantal tips waarmee je jezelf hiertoe kunt aanzetten. En daarnaast een aantal handvatten om het technisch voor elkaar te krijgen.
Vergeet het ‘spontane’
Vroeger nam ik altijd alles mee aan apparatuur als ik op pad ging, om maar op alles voorbereid te kunnen zijn. Macro-, tele-, groothoek-objectieven, statief, filters, krukjes, alles ging mee.
Ook fotografeerde ik meestal in de Tv- of Av-stand en met aufofocus. Lekker makkelijk en snel, laat de camera al het denkwerk maar doen. Ik hoefde alleen nog maar op het knopje te drukken.
Maar als ik moeilijkere onderwerpen moest of wilde fotograferen zoals de Melkweg, het Noorderlicht of een macrofoto waarbij de focus precies goed ligt kwam ik daarmee toch al snel in de problemen. Vaak moet je met langere sluitertijden gaan fotograferen van soms wel dertig seconden (de grens voor de meeste camera’s) of meer. Wat dan rest is de B(ulb) stand.
En met handmatig scherpstellen bepaal je zelf heel precies waar je je scherpstelpunt wilt hebben, je laat het niet aan de camera over.
Lange sluitertijden
Bij het fotograferen met lange sluitertijden zit je echt aan een statief vast. Liefst zelfs met afstandsbediening voor je camera.
M-stand
Het beste kun je fotograferen in de M-stand waarbij je je camera geheel handmatig bedient. Ook handmatige scherpstelling verdient aanbeveling. Het vergt veel meer aandacht waardoor je ook veel bewuster met je onderwerp omgaat.
ND-filters
Het goed instellen van je belichting bij lange sluitertijden is lang niet eenvoudig. Overdag is er bijna altijd teveel licht, dus zelfs met de laagste ISO-waarde en het kleinste diafragma zal de sluitertijd bij zonnig weer niet lang genoeg worden als je beweging wilt weergeven (bijvoorbeeld een waterval of sterrensporen) in je foto.
Je bent dan overgeleverd aan ND-filters om het licht te dempen, bijvoorbeeld de Big Stopper van LEE. Dit filter dempt het licht met maar liefst tien stops.
Je kunt ook kiezen voor variabele ND-filters waarbij twee polarisatiefilters (over elkaar heen) het licht vrijwel geheel kunnen blokkeren. Ze bieden echter ook de mogelijkheid om de doorgelaten hoeveelheid licht te dimmen, afhankelijk van de omstandigheden.
Geschikte onderwerpen voor lange sluitertijden
Watervallen zijn erg geschikt om te fotograferen met een lange sluitertijd. Het water wordt dan niet ‘bevroren’ maar als een soort sluier weergegeven, wat zorgt voor een sprookjesachtige sfeer. Met een sluitertijd van slechts een seconde kom je al een heel eind.
Je kunt het water in meertjes of zelfs de branding mooi ‘gladstrijken’ met wat extremere sluitertijden. Zorg dan wel voor een goede beeldstabilisator!
Vuurwerk leent zich ook goed voor lange sluitertijden. Probleem hierbij is alleen dat je nooit weet wanneer het precies wordt afgestoken. Het vinden van een goede plek is wel de minste voorbereiding die je moet doen.
Het fotograferen in de B(ulb)-stand (camera op statief uiteraard) geeft de meeste kans op succes. Houd de sluiter open met een afstandsbediening totdat een fraaie reeks explosies de revue is gepasseerd.
Probeer van tevoren uit welk diafragma erbij past. Maak dus maak eerst een paar proefopnames bij een lage ISO-waarde zodat je lange belichtingstijden kunt gebruiken. Een goede basis-instelling waar je vanuit kunt gaan en vervolgens verder verfijnen is: F/16 met een sluitertijd van 7 seconden en een ISO-waarde van 200.
Bliksem is net zo lastig te fotograferen als vuurwerk, misschien zelfs nog wel lastiger. Bliksemschichten zijn namelijk nog onvoorspelbaarder, je weet nooit wanneer zo’n ontlading zich laat zien.
Wat vaak goed werkt is dat je het onweer een tijdje aanziet zodat je ongeveer weet waar de meeste activiteit is. Richt vervolgens je camera in die richting en begin te fotograferen.
Het beste kan je de camera aansluitend door laten fotograferen (met lange sluitertijd of in de bulb-stand met afstandsbediening). Wachten en dan pas afdrukken gaat niet lukken, je bent dan altijd te laat! Je kunt ook een zogenaamde Lightning Trigger gebruiken, bijvoorbeeld de Joopic Cambuddy pro. Zie hier het artikel over het fotograferen van bliksem.
Een goede uitgangs-instelling voor bliksem waar je vanuit kunt gaan en vervolgens verder verfijnen is: F/22 met een sluitertijd van 1 seconde en een ISO-waarde van 100 als je een serie foto’s achter elkaar maakt in de hoop de bliksem te vangen.
Door de lage ISO-waarde en klein diafragma lukt het met deze instellingen ook om een langere belichtingstijd van bijvoorbeeld een halve minuut te hanteren overdag zonder gebruik te hoeven maken van ND-filters.
Sterrenspoorfoto’s of startrails vergen al helemaal een hoop tijd en aandacht als je ze goed wilt vastleggen. Doordat de aarde draait trekt de sterrenhemel aan ons voorbij. Op het oog lijkt alles stil te staan, maar je ziet al snel dat de sterrenbeelden zich verplaatsen.
Die schijnbare beweging ten opzichte van de aarde (de aarde draait, niet de sterren) kun je mooi in beeld brengen als je lange sluitertijden gebruikt.
Het is echter beter om een reeks belichtingen te maken van ieder zo’n 30 seconden (de maximale sluitertijd) en die met een fotobewerkingsprogramma te combineren.
Als je namelijk urenlang achter elkaar moet belichten (om de beweging van de sterren goed te kunnen weergeven zodat het echte sporen worden) loop je kans dat de lichte delen van het landschap overbelicht raken.
Je hebt in ieder geval een stevig statief nodig dat absoluut niet beweegt. Als je helemaal zeker wilt zijn kun je zelfs je spiegel opklappen om ook die trillingsbron uit te schakelen.
Bij sterren(sporen)-fotografie zul je een hoge ISO-waarde en groot diafragma moeten gebruiken. Sterren geven namelijk bijna geen licht. En daarnaast heb je natuurlijk een lange sluitertijd nodig om tot een goede belichting te komen.
Controleer van tevoren hoe je testopname eruit ziet. Hoe beter die is, hoe minder werk je achteraf hebt bij de nabewerking en montage van je reeks foto’s.
Richt je camera op het noorden (de sterren lijken allemaal om de Poolster te draaien) en gebruik je afstandsbediening om de camera te laten fotograferen, bijvoorbeeld een uur achter elkaar, steeds met een sluitertijd van 30 seconden. Dat resulteert dan in 120 foto’s.
Als je camera een ingebouwde interval heeft, dan kun je een interval van 0 kiezen om je foto’s te laten aansluiten. Gebruik een groothoeklens en profiteer van leuke ‘bijvangsten’ zoals vallende sterren of passerende satellieten.
Een goede basis-instelling van waaruit je verder kunt finetunen bij startrail-fotografie is: F/2.8, ISO-2000 en een brandpuntsafstand van bijvoorbeeld 17mm. Je maakt een serie foto’s van ieder 30 seconden.
Wel je nog meer weten over sterrensporenfotografie? Bekijk dan zeker de cursus Sterrensporen Fotograferen van Nando op Photofacts Academy.Passerende auto’s zijn ook een leuk onderwerp om met lange sluitertijd te fotograferen. Hier is het vaak wel mogelijk om de beweging in slechts één foto te vangen. Zeker op drukke snelwegen waar het goed werkt om op vanaf een viaduct te fotograferen.Het resultaat is een foto met wit/gele en rode strepen die veroorzaakt worden door de kop- en achterlampen van voorbijrijdende auto’s. De auto’s zelf verdwijnen in het beeld.
Oog voor detail
Als je bedachtzamer wilt fotograferen met meer resultaat en minder onbruikbare foto’s is het handig om oog voor detail te hebben/krijgen. Je bekijkt je onderwerp eerst goed zonder meteen je camera uit je tas te trekken. Een kleine studie vooraf naar je onderwerp en diens eigenschappen kan ook veel helpen. Je kijkt van waaruit je het meest originele beeld kunt maken en met welke invalshoek dat lukt.
Als je bijvoorbeeld een bloem wilt fotograferen kun je eerst beginnen met een ’totaalbeeld’ en vervolgens maak je wat detailopnames van de bloeiwijze.
Soms vergen die detailopnames behoorlijk wat improviseertalent, bijvoorbeeld als een bloem (als hij al open is) slechts tien centimeter boven de grond hangt. Je moet dan plat op de grond gaan liggen, liveview gebruiken en handmatig scherpstellen. Heel anders dan je gewend bent! Het resultaat is wel altijd een afwijkende foto.
Geduld en aandacht
Om de foto’s te maken zoals je ze van tevoren in je hoofd had zul je veel geduld en aandacht moeten kunnen opbrengen om tot het gewenste resultaat te komen. Je eigen benadering, dat is waar het in feite om gaat.
En die is niet afhankelijk van de apparatuur die je gebruikt, dat kan ook met een hele oude camera gebeuren.
Kies de moeilijkere onderwerpen
Door wat moeilijkere onderwerpen te kiezen voor je fotografie, daag je jezelf uit om ook dit tot een goed einde te brengen. Je improvisatie-skills worden getraind en je vindingrijkheid wordt gestimuleerd. Het resultaat is dan wel dat je met foto’s thuiskomt die fotografen met minder geduld en toewijding niet zo snel kunnen maken. Unieke foto’s wellicht!